Een vriendin van me zei een paar weken geleden dat ze een ticket voor de zweethut had geboekt. Ze zei ook dat ze het heel spannend vond omdat ze voor het eerst ging. Ik bedacht me geen moment en besloot die dag te gaan firekeepen, om er voor haar te zijn.
En die dag was gisteren. Voordat we als zweethutpowerteam de dag beginnen, verzamelen we ons altijd rond het vuur en spreken onze intentie uit. Voor mij was dat “spaceholden”. Dus zorgen dat die lieve vriendin een fijne dag zou hebben en zich veilig zou voelen.
Gedurende de dag merkte ik dat ik onbewust steeds een beetje voor mijn vriendin aan het zorgen was. Af en toe even contact maken om te kijken of ze nog wel ok was en haar niet teveel uit het oog verliezen. Met de tweede zweethut van de dag mocht ik mee naar binnen. In een zweethut is het de bedoeling dat je naar binnen keert en met jezelf bent. “Take it inside”, zegt de watergieter regelmatig als je blokkades in jezelf tegenkomt. Maar ik merkte dat ik ook in de zweethut steeds aan het checken was of het wel goed ging met m’n maatje. Ik had een soort visualisatie gemaakt van mijn handen rondom de zweethut, zodat iedereen in de hut veilig was. Zoals bij het Sint-Pietersplein in Vaticaanstad. De pilaren rondom het plein lijken van bovenaf wel de handen van God.
Maar ineens bedacht ik me: waarom doe ik dit eigenlijk allemaal? Waarom wil ik zo graag dat het goed met anderen gaat? Waarom voel ik me zo verantwoordelijk? Mijn vriendin kan toch prima voor zichzelf zorgen? Dus verkleinde ik de Sint-Pieterspleinhanden rondom de hut tot alleen rondom mezelf. Ik hoefde er alleen voor mezelf te zijn.
Ik heb er vandaag nog eens over nagedacht. En de wijze Jan Geurtz heeft mij in de cursus spirituele relaties, gebaseerd op zijn boek “Verslaafd aan liefde”, geleerd dat één van mijn belangrijkste negatieve overtuigingen is: “ik ben tot last”. Dat schijnt vaker voor te komen bij gezinsoudsten, omdat de ouders hun handen vol hebben aan de andere kinderen. De oudste moet de verstandigste zijn, en mag dus niet meer kind zijn. Deze negatieve overtuiging ga je dan compenseren door jezelf nuttig te maken en je ouders te helpen. Er ontstaat een patroon van altijd moeten klaarstaan voor anderen. Hierdoor krijg je het imago van helpaholic. En als je jezelf even niet nuttig kunt maken, voel je jezelf weer tot last en egoïstisch en dat wil je niet, want je wilt erkenning door anderen. Dus ga je weer helpen. Ik word een beetje moe van dit ego-mechanisme omdat ik door altijd anderen te helpen soms over mijn eigen grenzen ga.
Na de zweethut delen we met de deelnemers ook altijd een “one word close”, een woord of korte zin waarmee je de dag afsluit. Bij mij was dat gisteren “bij mezelf”. Ik zorgde eindelijk even alleen voor mezelf. Weg met dat verantwoordelijkheidsgevoel. Toen we terugliepen naar de auto zei de vriendin tegen mij: “Ruud, ik ben een beetje moe, wil jij m’n tas dragen?”. Waarop mijn antwoord was: “Wat denk je zelf?”. Het voelde als een overwinning. Normaal zou ik altijd dat tassie naar de auto gedragen hebben.