Gisteren was weer mijn Humanitas-werkdag. Ik hoefde pas om kwart voor tien te beginnen. Ik had met mezelf afgesproken om op tijd uit bed te gaan en lang te mediteren. Maar ineens stond ik pannenkoeken te bakken voor mijn cliënten. Twee per cliënt. Ja, het leven kan soms raar lopen.
Mijn eerste cliënt praatte als brugman. Ik denk dat ze in een vorig leven keukens verkocht. Ik was binnen twee minuten overprikkeld, want ’s ochtends moet je niet teveel tegen me zeggen. Dat is mooi dat ik pannenkoeken heb gebakken, dacht ik, dan heeft ze iets om in d’r mond te stoppen tegen het praten. Maar helaas had ze net ontbeten en legde de pannenkoeken in de koelkast. Ze vond het erg lief van me. En daardoor ging ze juist nog veel meer kletsen, omdat ze het misschien stiekem een beetje ongemakkelijk vond. Of ze dacht misschien dat ze deze daad van liefde moest terugbetalen in de vorm van een prachtige woordenwaterval. Als ik wat zei in het gesprek riep ze steevast: “Oh meid, schei uit!” Ik weet ook niet waarom. Want ik ben toch echt kaal en ik heb een lichaam met zonder borsten. With without breasts, op z’n Engels. Verder sprak ze veel over haar man. Ze zei: “Ja, mijn man zit in een instelling, hij heeft dimensie.” Dus ik dacht dat die man heel spiritueel was en in een andere dimensie zat, maar ze bedoelde dementie kon ik opmaken uit haar verhaal. De vrouw wilde toch een stukje pannenkoek proeven en legde de pannenkoeken met het aluminiumfolie in de magnetron. Het folie heb ik er maar afgehaald, om vuurwerk te voorkomen. Ze vond ze overigens heel lekker.
Mijn grote vriend deed open met een grote grijns op z’n gezicht en grinnikte. Hij riep: “Ik moest zo lachen joh Ruud, ik kwam er gisteren pas achter dat je vorige week mijn dekbed verkeerdom hebt neergelegd, beetje dom!” Goed, hij heeft dus een week lang met een katoenen dekbedflap op z’n neus geslapen zonder iets door te hebben. Hij viel gelijk gretig aan op de pannenkoeken. Gewoon koud uit het vuistje. Het eerste stukje was voor de kat. Dat is niet voor de poes. Want meestal kotst de kat alles wat hij eet weer uit. Ik bereidde me al voor op half verteerde stukjes pannenkoek onder het bed. Mijn grote vriend gaat er altijd prat op dat het zo schoon is bij hem thuis. Ja, alles wat ik schoon kan maken in de anderhalf uur dat ik er ben blijft redelijk schoon. Behalve de rand van de WC. Die is wekelijks bruin, klaar om weer witgewassen te worden.
De laatste klant was ook blij met z’n versgebakken pannenkoeken. Ze gingen meteen de koelkast in. Ik weet niet of ze hebben gesmaakt. De man was een vrijgevochten persoon. Hij was met z’n werk op vele plaatsen geweest. En had op de vreemdste plekken geslapen. Het was helemaal mijn type. Een avonturier pur sang. Nu deed alles hem pijn. Ik zag hem lijden. Fysiek en mentaal. Het huis rook naar opa’s en oma’s. Ik miste de mijne ineens alle vier tegelijk.