Terwijl ik dit verhaaltje schrijf, zit ik op een berg en kijk uit over Idefjorden. De grens tussen Noorwegen en Zweden loopt dwars door deze fjord. Dit is m’n laatste dag in Noorwegen, het land waar ik toch wel een beetje verliefd op ben geworden.
In het land van de Noormannen heb ik me uitstekend vermaakt. Als je van natuur, outdoor-activiteiten, ruimte en rust houdt ben je hier op het juiste adres. Al toen ik bij Kristiansand van de pont afreed en ik de eerste bergachtige bochten westwaarts richting Flekkefjord nam, viel m’n mond meerdere malen open van verbazing. Overal waar je kijkt is het groen. Met je camper op de pont is trouwens sowieso een belevenis.
Op de Flekkefjord heb ik twee dagen gesupt. Die hele fjord rond. Geweldig. Dat was het eerste punt op m’n Noorse to-do-list. Daarna ging ik naar Preikestolen, het tweede punt op de lijst, om de veel te toeristische wandeling naar de top van de ‘preekstoel’ te maken en uit te kunnen kijken over de Lysefjord. Op drie stond snowboarden op de Folgefonnagletsjer. Het was bijzonder om ’s ochtends in je zwembroek, T-shirt en slippers rond te lopen en ’s middags van de gletsjer af te roetsjen in je snowboardkloffie. Binnen anderhalve week had ik alles op de Noorwegen-lijst afgevinkt. Wat nu?
Gelukkig was er nog genoeg te doen. Watervallen bekijken bijvoorbeeld. Onderweg spoot het water over de rotsen. En bij Voringsfossen, een enorme waterval, kon je op van die hoogtevrees-plateaus staan en tientallen meters naar beneden kijken.
Een ander cadeautje was het downhill-mountainbiken in Geilo. Met de skilift omhoog en dan jezelf van de top van de berg naar beneden storten over verschillende fietsparcours.
Bij de Gaustatoppen heb ik een slopende wandeling gemaakt over grote keien naar de top, zo’n 1830 meter hoog. Ik was blij dat ik weer bij de camper was.
Tijdens de topdag in Noorwegen klom ik naar de top van de Gygrestolen en bezocht ik twee watervallen: Kvennoya en Hogfossen. Bij de laatste heb ik midden in het bos de nacht doorgebracht met de camper.
Op de camping in Gvarv, waar Noorse reisgids op pootjes Ellen woont, vertelde de vrouw bij de receptie dat als je ’s avonds bij schemer ging suppen, je kans had bevers te zien. Dat liet ik me geen twee keer zeggen. Tussen tien en elf bewoog ik me stroomopwaarts in noordelijke richting. Tussen de mist boven het water ontwaarde ik de ene bever na de andere. Rustig zwemmend, tot ze mij ontdekten. Dan keken ze nog eens goed en namen de benen het diepe water in onder luid geplons met de staart, om vijftig meter verderop weer boven te komen. Schitterend, wat een ervaring. Kwam met stip binnen op nummer een.
Een ander onverwachts wonderschoon bezoek was dat aan de sluiskamers van Vrangfossen. Met behulp van vijf schutkamers wordt een hoogteverschil van 23 meter overbrugd. Ik had de mazzel een schip van beneden naar boven geschut te zien worden.
De laatste drie dagen heb ik in Oslo doorgebracht, op de fiets en per boot heb ik de hele stad verkend. Het is een prachtige parel, omgeven door bergen en fjorden. Ik zou zo nog een uur over Oslo kunnen oreren.
Noorwegen, een aaneenschakeling van mooie momenten. Wat me opviel was het vertraagde leeftempo. Voordringen bij de kassa, bumperkleven en mensen omver lopen in drukke winkelstraten kennen ze hier niet. Het is net Portugal, maar dan met wat meer kou, wind en regen.
Het mooist van al was het nog om gewoon met de camper door het land te rijden en van de ene verbazing in de andere te vallen. Wat een natuurschoonheid. En het feit dat je je camper overal neer kunt zetten stemde mij tot hallelujah-neigingen. Dat je in je eentje midden in een bos staat te kamperen en dat dat gewoon mag. Praise the lord. Niet Noormaal.