Mijn bestie Sharo en ik hadden bedacht dit jaar weer een nature quest te doen. Helaas geen meerdaagse zoals de bikkels doen, maar gewoon één dag. Het kan niet elk jaar feest zijn. Maar goed, één dag niks doen in een bos om je zonden te overdenken is ook al heel fijn.
Mijn intentie voordat we het landgoed Den Treek-Henschoten instapten was: luisteren. Ik had een interessant, dicht bebost plekje gezien naast de Nederlandse Toeristen Kampeer Club. Toen we onszelf hadden geïnstalleerd bleek dat de leden van de club deze dag niet waren gekomen om te kamperen, maar om als een dolle te kettingzagen.
Het eerste uur ging ik goed op de helpende gedachte: zijn er met wat er is. Zijn met de teringherrie dus. Maar na verloop van tijd kreeg ik toch last van lichte tinnitusvorming en nekharen die overeind gingen staan. Ik keek eens om me heen. De plek waar we zaten was weliswaar dichtbebost, maar de bomen waren aan de onderkant eigenlijk best dor en dood. Het was eerlijk gezegd best een donkere, deprimerende plek. Het lelijke uitzicht en het kettingzaagkoor zorgden ervoor dat ik naar Sharo liep met het voorstel een ander gedeelte van het bos op te zoeken. Mijn intentie luisteren werd letterlijk gehoord. Ik luisterde naar de herrie en vervolgens naar mijn gevoel. Mijn onderbuik zei: weg hier. Les één van vandaag: je mag een onprettige plek gewoon verlaten en verder zoeken naar iets beters. Je hoeft niet altijd stug door te zetten.
Na vijf minuten lopen richting het bosgedeelte dat ik in gedachten had, nam Sharo plotseling een zijpaadje. We kwamen op een prachtig stuk hei met in het midden een beboste heuvel. Dit werd onze nieuwe plek. Hier zat veel meer leven. De zon scheen overvloedig, het was er groen, er vlogen libellen, er liepen grote mieren en er waren nog wat paarse hei-restanten. Les twee: een zijpad brengt je soms op onverwacht mooie plekken.
De zonnekracht was perfect, het voelde als zo’n voorjaarswarmte waarvan je steeds in slaap sukkelt. Ik luisterde weer. In dit geval naar mijn benen, die wilden graag een joggingbroek aan. Na mijn zoveelste slaapje keek ik op en staarde zo in het eenogige lid van een wandelaar. Die had ons niet zien liggen en was even een boom met zijn zure regen aan het besproeien. Het was voor hem net zo ongemakkelijk als voor mij. Er leek geen eind aan z’n straal te komen.
We volgden trouwens niet de “officiële regels” van een nature quest. Normaal gesproken zit je alleen, je eet niet en je beleeft de dag in stilte. Maar nu zaten we vlakbij elkaar, we aten soms een broodje en we kletsten af en toe wat tussen het slapen door. En we gingen een uur voor de wekker weer naar huis, we hadden het wel gezien. Les drie: het bewegen van een rigide discipline naar het loslaten van de vorm zorgt voor ruimte om te spelen.
Wat een relaxte zondag op zaterdag.