‘Als jij nou even naar de Berglustlaan in Hillegersberg rijdt, dan kun je Herderstasjes voor me plukken. Dan ga ik ondertussen de gordijnen terug in de plooi brengen en als je weer terug bent kun jij ze ophangen.’
Daar ging ik, met m’n auto naar de Berglustlaan. Een welgestelde straat met prachtige twee-onder-een-kapwoningen. De bloesem bloeide weelderig aan de bomen. Het was even zoeken, maar daar stonden ze. De Herderstasjes. Voorovergebogen plukte ik een tiental teststrengen, het 80-jarige kruidenvrouwtje wilde kijken of ze al volgroeid genoeg waren voor geneeskundig gebruik. Ik zag de mensen achter de ramen al 112 bellen, omdat er een onbekende, kale, getatoeëerde vent zonder kennisgeving onkruid stond te wieden in de middenberm, pal naast de Porsches, Tesla’s en Maserati’s.
Het plukken was gelukt. Het kruidenvrouwtje was weer helemaal gelukkig. Ik mag trouwens wel vaker de hort op naar willekeurige straten in Rotterdam om kruidenplanten te plukken. Vorige week heb ik nog vlak naast kinderboerderij De Wilgenhof langs de Ringdijk de toppen van brandnetels staan afsnijden, voor brandnetelthee. Dat zag er ook verdacht uit voor de omgeving, omdat op exact dezelfde wijze de toppen van wietplanten worden afgesneden. Een onbekende, kale, getatoeëerde vent die vlak naast een kinderboerderij handelingen met brandnetels stond te verrichten gelijkend aan wietteelt was dan ook voer voor een belletje naar de politie.
Een dolle boel, dat is het bij het kruidenvrouwtje. De eerste keer dat ik er kwam, vertelde ze dat ze met haar zoon de Wim Hof ademhaling had gedaan.
‘Heerlijk was het. Bevrijdend. Thuis ben ik ermee doorgegaan. Op een gegeven moment kreeg ik een visualisatie dat ik in de baarmoeder zat, en toen realiseerde ik me wat voor een vies, vuil, smerig k…..wijf mijn moeder was.’
Ja mensen, het kruidenvrouwtje ziet er lief uit, maar af en toe komt er ongeremde vuiligheid uit dat zoete, zuinige mondje. Vaak zijn het korte staccatozinnen vergezeld van die ziekte waar je tumoren van krijgt. Ze schreeuwt en scheldt ook altijd tegen de duiven op het balkon. Die moet ze niet.
‘Wat heb je mooie ogen!’ Zei het kruidenvrouwtje.
‘Je zit me toch niet te versieren hè?!’ Pareerde ik met een knipoog.
Ze giechelde meisjesachtig en las verder voor uit “Gezondheid uit de apotheek van god”, een boek over geneeskruiden. Voor elke kwaal heeft ze een verhaal. Ze zit vol wijsheid en onze gesprekken gaan direct de diepte in. Ik heb haar geleerd om een dankbaarheidsboekje bij te houden, elke dag vijf dingen opschrijven waarvoor je dankbaar bent. En dat als je gelooft in de stroom van overvloed, het leven zich dan moeiteloos aan je geestesoog voltrekt. Zelf slaapt ze met haar hoofd in een dunne, U-vormige koperen plaat van zo’n vijf centimeter breed, met aan de uiteinden zakjes met amethisten. Tegen de straling. Het ziet eruit als een soort uit de kluiten gewassen koptelefoon. Had ik ook weer wat geleerd.
Nadat ik vandaag op het keukentrapje de gordijnrails had teruggehangen, sloeg ze drie keer keihard op m’n kont.
‘Dat doen de buurvrouw en ik altijd bij elkaar, als blijk van waardering!’ Riep ze uit met die grote blauwe kijkers van d’r.
Man man man, wat ga ik haar missen, straks in m’n camper.