‘Hoi Ruud, kom binnen. Ga zitten, wil je koffie?’
‘Nee dank je Kees. Ik ben benieuwd naar hoe jij vindt dat ik het doe bij jullie.’
‘Het gaat goed, Ruud. Ik heb geen omkijken naar je.’
‘Ok, en heb je verder nog tips en tops?’
‘Nee, dat was het wel zo’n beetje. Ik krijg geen klachten, dus ik ben tevreden.’
‘Moeten we geen formuliertje invullen?’
‘Nee Ruud, dat doen we hier niet.’
‘Is goed Kees, dan ga ik weer op huis aan.’
‘Wacht even, hier heb je nog een blikkie Cola en een Snickers. Bedankt man.’
Ik was zojuist onderdeel van het kortste voortgangsgesprek ooit. Mijn verwachtingen waren hooggespannen. Ik was in de veronderstelling dat ik gecomplimenteerd zou gaan worden met de gracieuze wijze waarop ik bezems en dweilen hanteer. Hoe ik met sierlijke lichtvoetigheid door de bouwketen dans, op jacht naar opgedroogde modder, stof en koffievlekken. De minutieuze precisie waarmee ik met microvezeldoekjes de eettafels beroer. Ik hoopte dat het zou gaan over mijn heldendaden op de wc, hoe ik onnavolgbaar, met het zweet op m’n voorhoofd, het glazuur van de potten laat glimmen. De wakkere werkhouding waarmee ik elke ochtend weer, voorzien van een Prodentglimlach, de klanten op hun wenken bedien. Hoe ik spot met de wetten van de schoonmaakwereld door dagelijks weer excessief, buitenaards en wonderlijk te presteren. Mijn analytisch vermogen waardoor ik enorm efficiënt te werk ga. Hoe ik met mijn voortschrijdend inzicht superscherp anticipeer op allerhande vieze vuiligheden. Kortom, dat al mijn gaven en talenten in deze functie zo mooi tot z’n recht komen.
Daarnaast had ik verwacht wat negatieve feedback te krijgen over mijn omgang met een collega, ook wel bekend als ‘De Drijver’. Hij behandelt mij en andere collega’s als slaven, alsof we werken op een katoenplantage in de negentiende eeuw. Ik ben daar niet van gediend en ga daar altijd als een Mahatma Gandhi tegenin. Althans, een Gandhi, mijn weerwoorden gaan altijd gepaard met de nodige krachttermen. Ik zing regelmatig ‘Fuck you, I won’t do what you tell me’ uit het nummer ‘Killing in the Name’ van Rage Against The Machine, speciaal voor hem. Ik blijf natuurlijk een beetje een rebelse punker. Het werkt wel, want hij behandelt me tegenwoordig met fluwelen handschoenen, uitermate respectvol.
Maar goed, niets van dit alles. ‘Ik heb geen omkijken naar je’, daar moest ik het mee doen. I rest my Kees. Eigenlijk is het schitterend natuurlijk. Geen gedoe met formuliertjes waarop alle kerntaken beoordeeld worden met een Slecht, Onvoldoende, Voldoende of Goed. Geen vervolgafspraken. Geen resultaatsverplichtingen. Volgende keer gewoon weer een blikkie Cola en een Snickers.