Op de rots rechtsvoor staan twee ooievaars te klepperen over waar ze de volgende baby gaan brengen. Om hen heen vliegen zeemeeuwen op zoek naar patatjes. Over mijn hoofd vliegt een makkelijk te lezen libelle.
Met kleine oogjes kijk ik naar de vele schouwspelen der natuur. Ik ben net wakker. Ik was op een schuine rots in slaap gevallen. Sinds ik uit nieuwsgierigheid begonnen ben met ‘microdosing’, dat wil zeggen het innemen van kleine hoeveelheden truffels, val ik op de dag van inname overal in slaap. Je krijgt wat je nodig hebt, zegt m’n ‘dealer’. Dit dutje zou echter ook veroorzaakt kunnen zijn door de exorbitante hoeveelheid pannenkoeken die ik vanmorgen heb gegeten.
Vanaf het huis loop ik in twintig minuten naar de kliffen, met uitzicht op zee. Wat een weelde. En tegelijkertijd handig om de golven te checken voor een mogelijk nat surfpak. Vanaf de kliffen is er een smal steil paadje naar beneden, dat uitkomt op een stenen strand. De plek waar niemand komt. Behalve af en toe een verdwaalde visser. Het enige dat je hoort zijn de wind, de vogels, de zee en het geluid van ronde rollende stenen die door het wassende water van hun plek gespoeld worden. Alsof de Rolling Stones stiekem hitjes staan te spelen.
Waarom neemt niemand het pad naar de plek waar niemand komt? Weet men er niet van? Zijn mensen te lui om na het maken van foto’s van de vergezichten langs de kliffen naar beneden te lopen? Is het een plek waar dingen gebeuren die het daglicht niet kunnen verdragen?
Kalmte is er troef en daarom kom ik er graag. Zoals ik in Nederland al vaker ervoer dat ik bij het naderende einde van boswandelingen enorme weerstand voelde om weer terug te lopen naar de auto en deel te nemen aan het verkeer, zo ervaar ik vanaf de plek waar niemand komt een groot verzet om weer omhoog te klauteren en me onder de mensen te begeven. Ondanks dat ik een ‘mensenmens’ ben. Zet mij op een markt in hartje Rotterdam en ik vermaak mij en de medemens prima. Maar blijkbaar heb ik ook isolatie in de natuur nodig. Zonder yin geen yang.