‘Ik wil deze!’
‘Hij heb wel van die spiertietuh en een reetveter ma!’ roept de puberdochter.
‘Ja, maar ook lekkere kuitjes!’ Dochterlief slentert zuchtend verder langs de kraampjes.
Ik loop lachend door, terwijl ik ternauwernood een fluim van een tuffende Chinese vrouw ontwijk. Tuffende vrouwen, dat zie je niet vaak. Zeker niet op een paasmarkt. Even verderop is een man z’n dochtertje voetbaltraining aan het geven op het trapveldje van kunstgras. Hij doet het zo bevlogen dat ze niet anders kan dan prof worden.
Wat een troep kom ik tegen, de rommelmarkt doet z’n naam eer aan. Schaatsen, vergane boeken, prehistorische platen, Pokke-romannetjes voor een euro en oude telefoons met draad. Ik voel een diep verlangen naar bellen met een draadje. Dat je niet weet wie er belt.
Kinderen spelen op een dak zonder hek, wat me verbaast. Andere kindjes dansen in de fontein, een schattige peuter met zwart kroeshaar maakt in het gras haar pop schoon en de ijscoman schept ijsjes voor schavuiten. Bij de loempiakar is het loeidruk. Mannen in Feyenoordtrainingspakken die kiploempia’s hun huig induwen.
Een gesprek van een groepje mensen grijpt me bij m’n oren en naar de keel. Staan blijven en luisteren, denk ik.
‘Het voelde alsof ik een band om mijn hoofd had en m’n wangen naar m’n oren werden getrokken,’ zei de vrouw met de blonde krullen.
‘Oh ja. Ik moest een prikkeldagboek bijhouden. Elke dag schreef ik op wanneer ik overprikkeld was,’ vertelt de man terwijl hij z’n blauwe pet verder over z’n oren trekt.
‘Ik moest complete rust houden. Uren achter elkaar op de bank liggen met m’n telefoon uit,’ pareert de vrouw.
Burn-outverhalen. Zelfs op de markt wordt er uit geput.
Opeens zie ik hem lopen. De buurman met de staart. Hij heeft een Australian-trainingspak aan. ‘Hoi!’ roepen we beiden heel hard. Ik ken hem al acht jaar. Toen ik nog rookte op m’n balkon, waren we rookmaatjes. Hij zwaaide altijd naar me met een peukie in de ene hand en een biertje in de andere. Naast ‘hoi!’ heb ik nog nooit woord met hem gewisseld. Toch denk ik dat we vrienden zijn. De energie is goed. Gek gevoel.
Ik sta op het punt huiswaarts te keren als ik in de speeltuin een kennis zie. We raken aan de praat over m’n boek, schrijven en mooie mensenverhalen. Hij vertelt iets over z’n werk, hij ontwikkelt een platform om sporters van een vechtsportvereniging in Rotterdam-west zichtbaarder te maken. Hij zoekt nog een schrijver om al die machtige heldenverhalen te vertellen. We besluiten een brainstorm in te plannen. Zou hier een paasei uitgebroed zijn?
‘Ik wil deze!’
‘Hij heb wel van die spiertietuh en een reetveter ma!’ roept de puberdochter.
‘Ja, maar ook lekkere kuitjes!’ Dochterlief slentert zuchtend verder langs de kraampjes.
Ik loop lachend door, terwijl ik ternauwernood een fluim van een tuffende Chinese vrouw ontwijk. Tuffende vrouwen, dat zie je niet vaak. Zeker niet op een paasmarkt. Even verderop is een man z’n dochtertje voetbaltraining aan het geven op het trapveldje van kunstgras. Hij doet het zo bevlogen dat ze niet anders kan dan prof worden.
Wat een troep kom ik tegen, de rommelmarkt doet z’n naam eer aan. Schaatsen, vergane boeken, prehistorische platen, Pokke-romannetjes voor een euro en oude telefoons met draad. Ik voel een diep verlangen naar bellen met een draadje. Dat je niet weet wie er belt.
Kinderen spelen op een dak zonder hek, wat me verbaast. Andere kindjes dansen in de fontein, een schattige peuter met zwart kroeshaar maakt in het gras haar pop schoon en de ijscoman schept ijsjes voor schavuiten. Bij de loempiakar is het loeidruk. Mannen in Feyenoordtrainingspakken die kiploempia’s hun huig induwen.
Een gesprek van een groepje mensen grijpt me bij m’n oren en naar de keel. Staan blijven en luisteren, denk ik.
‘Het voelde alsof ik een band om mijn hoofd had en m’n wangen naar m’n oren werden getrokken,’ zei de vrouw met de blonde krullen.
‘Oh ja. Ik moest een prikkeldagboek bijhouden. Elke dag schreef ik op wanneer ik overprikkeld was,’ vertelt de man terwijl hij z’n blauwe pet verder over z’n oren trekt.
‘Ik moest complete rust houden. Uren achter elkaar op de bank liggen met m’n telefoon uit,’ pareert de vrouw.
Burn-outverhalen. Zelfs op de markt wordt er uit geput.
Opeens zie ik hem lopen. De buurman met de staart. Hij heeft een Australian-trainingspak aan. ‘Hoi!’ roepen we beiden heel hard. Ik ken hem al acht jaar. Toen ik nog rookte op m’n balkon, waren we rookmaatjes. Hij zwaaide altijd naar me met een peukie in de ene hand en een biertje in de andere. Naast ‘hoi!’ heb ik nog nooit woord met hem gewisseld. Toch denk ik dat we vrienden zijn. De energie is goed. Gek gevoel.
Ik sta op het punt huiswaarts te keren als ik in de speeltuin een kennis zie. We raken aan de praat over m’n boek, schrijven en mooie mensenverhalen. Hij vertelt iets over z’n werk, hij ontwikkelt een platform om sporters van een vechtsportvereniging in Rotterdam-west zichtbaarder te maken. Hij zoekt nog een schrijver om al die machtige heldenverhalen te vertellen. We besluiten een brainstorm in te plannen. Zou hier een paasei uitgebroed zijn?