Vorige week had ik mijn laatste werkdag als tester in de corona snelteststraat. Ik heb het een half jaar gedaan. Ik heb zo’n 1600 stokjes in kelen en neuzen gestoken. Het voelde eigenlijk als veel meer. 1600 klinkt niet eens zoveel. Maar toch vond ik het welletjes. Dus ik heb er een stokje voor gestoken en de baas gebeld dat ik wilde stoppen. Ik ben trouwens nog wel beschikbaar voor invalbeurten.
Ik ben blij dat ik me zes maanden lang nuttig heb gemaakt voor de samenleving. Waar ik minder blij mee ben, is de enorme hoeveelheid afval die ik elke werkdag produceerde. Na elke positieve test moest ik een nieuw schort aan, nieuwe handschoenen en een nieuw mondkapje. En natuurlijk het testafval van de testen. Buisjes, stokjes en de testkit zelf. En al de verpakkingen hiervan. Dagelijks gingen vuilniszakken vol troep de container in. Mijn “partij-voor-de-dierenhart” huilde. Maar goed, het zal natuurlijk niet opwegen tegen de afname van de CO2-uitstoot sinds corona er is.
Ik heb zoveel verschillende mensen getest, van jong tot oud. Veel mensen waren erg nerveus, zowel voor het stokje als voor de uitslag. Het was mijn taak om ze op hun gemak te stellen. Meestal lukte dit goed. Ik kreeg de angst in de ogen doorgaans weg door een kort gesprekje en hier en daar een grapje. De kinderen vond ik nog het dapperst. Die stonden erbij alsof ze een plakje kaas bij de kaasboer kregen. Soms was er een huilende kleine strijder, en dat was ook oké.
Ik moest ook wel lachen om de stoere mannen die ineens niet meer zo stoer waren als ik met mijn toverwattenstaafje zwaaide. Ik kreeg heel wat bouwvakkers en andere werklui voor mijn neus die ineens een stukje kleiner werden.
Wat ik wel bijzonder vind, is dat er bij al die testen maar één keer iemand echt boos is geworden omdat ‘ie vond dat ik het stokje te diep in z’n neus stak. In ieder geval verder dan mijn collega.
“Ik vind het godverdomme niet normaal hoor wat jij doet! Volgende keer ga ik weer bij je blonde vrouwelijke collega. Die ziet er ook nog eens veel knapper uit dan jij, en ze heeft tieten en die heb jij niet. Tot nooit meer ziens!” Ik heb hem maar niet verteld dat die blonde vrouwelijke collega mijn vriendin is.
Ik heb ook met een heuse testverslaafde te maken gehad. Deze vrouw kwam elke week, en soms meerdere keren per week. Bij elk pijntje in het ademhalingsstelsel was er weer. En ook als ze in de supermarkt was en ze hoorde iemand hoesten stond ze weer bij me op de stoep. Doodsbang voor corona. Om het virus zelf te krijgen en om haar ouders te besmetten.
Maar wat mee het meest is bijgebleven is de enorme dankbaarheid van de mensen. Ze waren allemaal zo blij met me, en dat was weer goed voor mijn gevoel gewaardeerd te worden. Uiteindelijk willen we allemaal bijdragen en gewaardeerd worden. Bijna iedereen zei heel blij en opgelucht “dank je wel!” Zo zie je maar, het is zoals Rutger Bregman zegt: De meeste mensen deugen.
Op mijn laatste dag heb ik speciaal voor de mensen drie witte broodjes met filet Americain gegeten, voorzien van uitjes. Er is niemand neergegaan. Wellicht dat het mondkapje ook hielp tegen de lucht.