Negen april 2022. De geur van verbrand plastic zal me altijd bijblijven, het herinnert me aan het firekeepen. Plastic touwtjes, die de borstel bij elkaar houden. Met die borstel kloppen we de hete stenen af, zodat er geen as meer aan zit. De as zorgt voor een hoop gehoest en geproest als het water in de hut op de stenen gegoten wordt, omdat de asdeeltjes in de waterdamp gaan zitten. En dat willen we niet.
Vandaag is er menfire, een zweethut alleen voor mannen. Bas, Yannick en ik zijn de firekeepers, Jeroen giet het water. Ik loop een beetje rond op m’n tandvlees en ik heb tandenstokers nodig om mijn oogleden omhoog te houden. Na vier maanden non-stop schrijven naast een fulltime baan, kan ik ineens weer ontspannen, want het schrijfwerk is klaar. Al twee dagen komt er een enorme vermoeidheid aan de oppervlakte. Mijn lichaam kaatst de bal van grenzeloosheid terug. ‘The body keeps the score’, zeggen de meeste traumatherapeuten.
Grenzeloosheid, het is wel een thema in m’n leven. Al toen ik jong was, deed ik meer met m’n lichaam dan het wilde. Tot diep in de nacht tv kijken bijvoorbeeld, omdat ik niks wilde missen. En dan de volgende dag in slaap vallen in de schoolbanken. Ik was als een Jack Russel die tennisballen apporteert tot ‘ie erbij neervalt. Nu bij de stenen is het wel zaak om scherp te blijven en op te letten, want ik hoed het vuur. En dat is niet koud. Maar het gaat goed.
De eerste hut blijf ik buiten samen met Yannick. Hij schuift met de riek de roodgloeiende stenen de hut in, nadat ik ze geborsteld heb. Het is raar weer. Op het ene moment is het bijna windstil en zonnig, op het andere moment is het bewolkt, regenachtig en winderig. Elke keer als de deur opengaat vliegen er flarden kwetsbaar delen van de mannen de hut uit. Het voelt intens.
Na een korte pauze gaan de mannen al snel weer de hut in.
‘Ruud, wil jij mee naar binnen en de stenen aanpakken in de hut?’ vraagt Jeroen.
Mijn lichaam roept heel hard nee.
‘Yannick mag ook wel met je mee, dan blijf ik buiten bij het vuur met Bas,’ zeg ik. Ik zeg voor het eerst van m’n leven nee tegen een zweethut.
‘Yannick wil ook buiten blijven,’ zegt Jeroen. Dilemma. Zal ik toch gaan dan? Iemand moet de riek aanpakken en de stenen in de put van de hut deponeren.
‘Ik ben erg moe, Jeroen. Ik blijf liever buiten, ik denk dat m’n lijf geen zweethut aankan vandaag.’
‘Ok, bedankt voor je eerlijkheid. Bas, ga jij dan weer mee naar binnen?’ Bas z’n ogen beginnen te stralen. Ik weet genoeg.
Bijna nooit zeg ik nee, zelfs niet als mijn lichaam nee schreeuwt. Maar nu kan het niet anders. Normaal gesproken zou ik toch de hut in gaan, en op wilskracht de vlammende hitte van de stenen pareren en als laatste redmiddel buigen en de koelte van moeder aarde opzoeken. Maar voor nu is het ‘buiten’ in plaats van ‘buigen’. Soms moet je even niet met het spel meedoen en langs de zijlijn toekijken.