Ik fietste bij de Ackerdijkse plassen. Ik was er al bijna voorbij. Ik fietste een klein heuveltje op. Kuitenbijtertje. Bij het inhalen van een andere wielrenner vloog er iets in mijn mond. Ik spuugde het beestje uit, en in het voorbijgaan van mijn lip, stak het diertje mij. In diezelfde lip. Toen het langs mijn ogen vloog zag ik het. Het was een bij.
Niet lang na de aanval op mijn lip ontstond een stekende pijn. Ik kreeg er traanogen van. Ik moest echt even op mijn tanden bijten. Ik was dus niet zo blij. Ik kreeg gelijk doemgedachten dat ik morgen met een lip tot op mijn tepels naar mijn werk zou moeten. En dat mijn collega’s me dan een steek onder water zouden geven. Over die lip. Van die bijdehante opmerkingen weet je wel.
Nu ben ik thuis. Ik zit op de bank. Op de bijzettafel staat mijn laptop. Ik ben de bijtelling aan het uitzoeken van mijn schoonmaakleaseauto. Alleen het klopt niet. Even kijken waar de angel zit. Ondertussen zijn mensen op straat ruzie aan het maken in het bijzijn van de kinderen. Niet zo handig. Ze lijken ook niet bijster intelligent. Ik ga zo maar eens patat halen met een snack erbij. Bij the way, fijne avond.