Autonomie als overlevingsstrategie

De Donkere Dame

Ik hoor haar voetstappen op de trap. Aan het lichte getrippel dat na haar passen als een echo door het trappenhuis galmt, leid ik af dat ze weer een flinke berg honden met zich meezeult. Ze werkt bij de dierenambulance en haar huis is een opvangplek voor honden zonder baasje. Mijn hart maakt een sprongetje bij de gedachte dat ik haar dadelijk spreek.

‘Hoi! Zo, je hebt weer een hele club honden bij je, zal ik even de deur voor je opendoen?`
`Ja dat is fijn Ruud, ik heb m’n handen ook vol met deze kartonnen dozen.’
‘Zo, kijk eens! Fijne dag hè, het is lekker weer, niets aan het hondje.’

Ze kan de woordgrap niet waarderen, aan haar strenge blik te zien. Maar waarom maakt mijn hart een sprongetje bij de gedachte dat ik de hondenvrouw ga zien en spreken? Want ik vind haar niet aantrekkelijk en wil zeker geen verkering. Opeens weet ik het. Ik krijg energie van verbinding met anderen, ik verlang ernaar.

Vroeger toen ik klein was, vond ik het al fijn. Verbinden en kletsen met mensen. Als mijn moeder vriendinnen over de vloer had, vond ik het heerlijk om erbij te zitten en een beetje mee te keuvelen. Tot mijn twaalfde zat ik op atletiek, en toen ging ik op voetbal. De beste keuze ooit. Want ik had ineens een heel elftal met jongens om lekker mee te ouwehoeren, over meisjes bijvoorbeeld.

 

Maar ergens op het levenspad raakte ik de behoefte aan verbinding kwijt. Als puber raakte ik een beetje in mezelf gekeerd en dat werd onterecht gezien als verlegenheid. Door mijn hooggevoeligheid sloot ik me af. Ik voelde meer dan ik aankon, verlegen was ik niet. In die tijd ontwikkelde ik een sterke autonomie. Ik deed steeds vaker dingen alleen, zeker ook toen ik door een zware knieblessure niet meer kon voetballen. Ik ging individuele sporten doen zoals surfen en wielrennen, dat kon m’n knie wel aan. In 2013 reisde ik, zoals je op de foto kunt zien, een jaar alleen over de wereld om voornamelijk veel te surfen, wat qua autonomie volledig in m’n straatje paste.

Nu kom ik er meer en meer achter dat autonomie een verkapte overlevingsstrategie is. Door op mezelf te zijn, hoef ik me niet te verbinden met anderen en word ik ook niet afgewezen. Maar het kleine jongetje in mij vindt het nog steeds net zo gezellig als vroeger om te ouwehoeren met Jan en alleman. Ik zit niet voor niets dagelijks uren op social media, naast de dopamine shotjes van nieuwe ‘likes’ zit er een enorme behoefte aan verbinding onder.

Ik vind het tof om dingen alleen te doen want het maakt je leven avontuurlijk, en ik heb het ook nodig om op te laden als introvert. Maar de behoefte aan verbinding wordt steeds sterker. Ik vind het bijvoorbeeld fijn om bij de oudjes schoon te maken en lekker met ze te praten. En ik vind het heerlijk als de bouwvakkers pauze hebben als ik in de keet schoonmaak, want dan kan ik weer een half uur slap lullen. Surfen en wielrennen met anderen is overigens ook leuker dan alleen.

 
Autonomie als overlevingsstrategie staat ook een fijne liefdesrelatie in de weg. Ik ben gewend alles alleen te doen en samen voelt al snel lastig. En als ik het alleen blijf doen, kan ik ook niet worden afgewezen. Maar de behoefte aan verbinding ontgroeit de behoefte aan autonomie. Zeker met een diep in mijn hart sluimerende kinderwens. Ik ga de autonomie maar eens aan de wilgen hangen. Of misschien kunnen autonomie en verbinding naast elkaar bestaan? Autonomie dan niet meer als overlevingsstrategie, want dat levenspaadje ken ik nu wel. 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.