Als water zijn

Op weg naar Nederland vanuit Zuidwest Portugal had ik een doel: ik wilde de camino Francés fietsen van Saint-Jean-Pied-de-Port naar Santiago de Compostella. Eerst was het idee om m’n camper in Saint-Jean-Pied-de-Port te zetten, naar Santiago te fietsen en terug te fietsen via de camino del Norte (langs de kust). Dat werd een iets te lange exercitie van 1600 kilometer dus bedacht ik een ander plan.


M’n camper zou ik in Santiago de Compostella stallen. Vervolgens zou ik met m’n fiets in de trein naar Pamplona reizen, waar de derde etappe van de camino langskomt (er ging geen trein naar Saint-Jean-Pied-de-Port) en dan zo’n 750 km fietsen. Ik had gecheckt op de website van Renfe, de Spaanse NS, of ik m’n fiets mee mocht nemen en ik had een camperstalling gevonden. Alles geregeld. Op de dag voor vertrek, 23 mei 2024, belde ik voor de zekerheid met Renfe en toen bleek het toch niet te kunnen. Het mocht alleen met een vouwfiets. Ik zei tegen de Spaanse dame dat ik een fiets had die ik eenmalig kon vouwen. Het feest ging niet door. Ik belde de man van de camperstalling om de reservering op te zeggen.

De camperstalman had een idee. Hij kende een man die een ebike-bedrijf had en binnen 24 uur elke fiets vanaf Santiago de Compostella op elke plek in Spanje kon bezorgen voor 60 euro. Dus ik belde de ebike-man en hij kon me helpen. Yes! De fietstocht kon toch doorgaan. Het was alleen geen 24-uursservice, maar een 172-uursservice. Een week wachten op m’n fiets, daar had ik geen trek in. Ook dit idee ging niet door.

Dan maar surfen dacht ik en reed naar Nemiña, een strand aan de Galicische westkust. De voorspellingen waren goed, golven van anderhalve meter, maar toen ik aankwam was de zee zo plat als een pannenkoek. Gitaarspelend zag ik de zon in de zee zakken en overnachtte op een idyllische wildkampeerplek met uitzicht op de oceaan.

De volgende dag reed ik sightseeënd door het gebied en toen bleek dat Nemiña precies tussen Fisterra en Muxía ligt, twee verlengstukken van de camino. Fisterra wordt gezien als het einde van de wereld, waar pelgrims heen lopen om een blik te werpen op de Costa da Morte, de doodskust. Blijkbaar zijn er talloze schepen gezonken.

Ineens kreeg ik een nieuw idee. Ik zou m’n camper in Nemiña op de camping zetten, fietsen naar Santiago en dan via de officiële pelgrimsroute, die 88 kilometer meet, naar Fisterra fietsen. En dan nog even terug naar Nemiña. Dit moest in twee of drie dagen te doen zijn.

Op de dag voor vertrek, 25 mei 2024, kreeg ik ineens flinke pijn in m’n rechterhand. Overbelast. Over de reden van overbelasting kan louter gespeculeerd worden. In ieder geval kon ik m’n fietsstuur niet vasthouden. Ook dit fietsidee kon de prullenbak in.

Op de navolgende zaterdagochtend reed ik een beetje met m’n ziel onder m’n arm naar de waterval van Ezaro, die zo de zee inloopt. Plotsklaps kwam een nieuw plan tot mij. Als ik nou m’n camper in Fisterra zet, met de bus naar Santiago reis en dan die 88 kilometer terug naar Fisterra ga lopen?

Zo gezegd zo gedaan, en op zaterdagmiddag kwart voor vijf zat ik in de bus op weg naar Santiago, waar ik een hotel had geboekt. Het was een hotel achter de kathedraal, midden in het standaard stadse zaterdag nachtelijke feestgedruis, waardoor ik geen oog dicht deed en veel tijd had om na te denken over m’n ‘mislukte’ camino in 2022, toen ik van Porto naar Santiago liep en al na zes dagen verder ging op de fiets. Was lopen nu wel een goed idee?

Ik besloot de stoute schoenen aan te trekken en het toch te proberen. De eerste dag ging het erg goed, ik liep zonder al te veel moeite 22 kilometer. Dag twee en drie, van respectievelijk 20 en 22 kilometer, gingen zeer moeizaam. Ik had enorme pijn in m’n heupen. De hele dag door maakte ik foto’s van aanplakbiljetten van taxicentrales, zodat ik als back-up per direct naar Fisterra gereden kon worden. En ’s avonds checkte ik in het dorp of er een fietsverhuur was. Helaas niet. De vierde en laatste dag ging het ineens weer een stuk beter en zonder al teveel moeite volbracht ik de etappe van 31 kilometer. ’s Avonds proostte ik met Peter, m’n Duitse wandelmaat, bovenop een hoge rots met uitzicht op de vuurtoren, terwijl de zon achter een wolkendek ten onder ging. Het waren lekkere Leffes. Zowel het bier als het wandelen smaakte naar meer.    

Maar goed, het wel en wee van deze tweede pelgrimstochtervaring behoort niet tot de strekking van dit stuk. De moraal van dit verhaal is dat ik steeds meer als water ben, m’n intuïtie volg en me niet uit het veld laat slaan als ik een caminoplan vijf keer moet wijzigen.

Lang van stof ben ik bij tijd en wijle nog steeds getuige dit stuk tekst voorzien van een ouderwetse 800-plus woorden. Dat ik zoveel woorden nodig heb om een punt te maken hè. Gelukkig maken de meeste lezers daar geen punt van.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.