Mijn hele leven hoor ik het al. Het gaat het allemaal niet snel genoeg. En ik ben dromerig, afwezig, ongeïnteresseerd en lui.
Zelfs op mijn achtendertigste moet ik dit nog horen. Ik werk niet hard genoeg. Anderen werken harder dan ik.
De basisschool fietste ik redelijk makkelijk door. Ik was een dromerig kind. Maar omdat ik slim genoeg was haalde ik toch altijd hoge cijfers. En ik kon vervolgens weer centjes bij opa en oma ophalen voor weer een prachtig rapport.
Op de middelbare school, op het atheneum, werd het allemaal wat lastiger. Als ik op mijn kamer zat te leren was ik constant afgeleid. En we moesten veel leren natuurlijk, om klaargestoomd te worden voor de universiteit. Ik heb er zeven jaar over gedaan, ik zakte de eerste keer voor mijn eindexamens. Ik zeg altijd tegen mensen dat het atheneum makkelijk was, dat ik het met twee vingers in mijn neus deed. En dat ik zakte omdat ik lui was. Dat beeld hadden mijn mentoren ook van mij. Maar ik was eigenlijk niet lui. Ik heb er echt hard voor moeten werken en ik was doodsbang dat ik nog een tweede keer zou zakken.
Tijdens de middelbare school had ik ook nog een bijbaantje bij Bas van der Heiden, in de supermarkt. Vakkenvullen. Daar kreeg ik ook weleens op mijn flikker van de manager omdat ik te langzaam was. Hij zei dan: “je vriend Justin, daar heb ik tenminste wat aan. Die werkt hard. Aan jou heb ik niks.” Terwijl ik het idee had dat ik toch aardig mijn best aan het doen was. En natuurlijk was ik ook gewoon een puber die er af en toe allemaal geen zin in had.
De studie HBO civiele techniek ging redelijk makkelijk, want dat was onder mijn niveau. Dat deed ik wel echt met twee vingers in mijn neus. Of eigenlijk met acht vingers en twee duimen aan mijn giek. Want ik heb in die periode vooral enorm veel gewindsurft, omdat ik weinig naar school hoefde.
Daarna ging ik werken in de civiele techniek. Het kostte me daar ook altijd veel moeite me de hele dag te concentreren. Ik kreeg bij functioneringsgesprekken vaak terug dat ik lui en ongeïnteresseerd was. Dat “er niet uit kwam wat er in zat”. Wat een dooddoener zeg. Hoe weet jij nou wat erin zit? Ik had juist altijd het idee dat ik mijn best deed. Ondanks dat ik het werk nooit echt leuk vond.
Naast school en werk zat ik op voetbal. De trainers vonden me ook vaak dromerig. Een trainer vroeg een keer aan mijn vader of ik op vrijdagavond altijd ging stappen omdat ik op zaterdag tijdens de wedstrijd altijd zo afwezig was. Terwijl ik voor mijn gevoel mijn best deed. Ik ging in die tijd nooit stappen op vrijdagavond.
Het is best frustrerend is als je denkt dat je je best doet en hard werkt, terwijl je omgeving dat niet ziet en je lui vindt.
En dat komt dus door ADD. Afwezige, Dromerige Dude. Of zoals in de volksmond: Attention Deficit Disorder. Moeite om je aandacht erbij te houden. Omdat er zoveel in je koppie omgaat. Daarnaast ben ik ook een beetje hoogbegaafd en denk daardoor honderd keer na over elke handeling. En hoogbegaafden zijn vaak enorm perfectionistisch, omdat ze zoveel denkvermogen hebben dat ze problemen dieper doordenken en met betere oplossingen kunnen komen. Dat komt je werktempo ook niet ten goede. Deze combinatie van hoge intelligentie en ADD maakt dat het bij mij dus allemaal wat langzamer gaat. Ik ben overigens niet zo van de labeltjes. Ik ben gewoon Ruud. Maar omdat ik regelmatig tegen onbegrip aanloop, dan toch maar een etiketje. ADD. Voor de wereld.
Ik werk nu gedeeltelijk als zelfstandige. Ik geef yogales en massages. En ik ga studeren voor osteopaat. Een osteopaat werkt ook altijd als zelfstandige. Dat is fijn want dan bepaal ik zelf mijn tempo. En dan bepaal ik zelf hoe lui ik ben. En ik geef mezelf dan als bonus een ADD: een Asociaal Dikke Droomauto. Of gewoon een bloemetje.
Er bestaat een kans dat ik het niet red als zelfstandige, en dat ik weer gedeeltelijk in loondienst ga werken. Daarom heb ik hieronder voor mogelijk toekomstige collega’s en managers een gebruiksaanwijzing gemaakt voor Ruud:
1.Als ik je niet aankijk als je tegen me praat, betekent dat niet dat ik niet luister. Integendeel, ik luister supergoed naar je verhaal. Ik luister zelfs beter dan wanneer ik je aankijk. Anders ben ik teveel bezig met de kleur van je ogen, de vorm van je neus of de mate van witheid van je tanden. En waarschijnlijk weet ik tien jaar later nog wat voor schoenen je aanhad toen je over je schoonmoeder vertelde. Dat komt overigens ook wel omdat ik een schoenenfetisj heb, maar daarover meer in een andere blog.
2.Accepteer gewoon dat het bij mij wat langzamer gaat. Maar wel foutloos.
3.Het kost mij wat meer moeite mijn (werk)dag te organiseren. Dus als je mij kunt helpen met een soort van dagelijkse structuur, graag. En je hoeft verder niet de hele dag mijn handje vast te houden, want ik heb graag vrijheid binnen de structuur.
4.Geef me richting in wat je van me verwacht, het liefst een gerichte taak. Als je me volledig vrijlaat, gebeurt er niks. Niet omdat ik lui ben. Maar gewoon omdat ik mezelf niet zo goed kan organiseren.
5.Doordat ik zoveel nadenk, ben ik supercreatief. Maak daar gebruik van. Zet me in bij brainstormsessies. Of gewoon om woordgrappies te maken als de sfeer een beetje bedompt is.
6.Ik ben een echte probleemoplosser. Geef me een probleem (een gerichte taak dus) en ik los het voor je op. Ik kom dan in de hyperfocusstand en jouw probleempie is zo opgelost. Handig, zo’n creatieve hersenpan.
7.Accepteer dat niet iedere werknemer hetzelfde is. Dromers zijn ook nodig. In de maatschappij is ook niet iedereen gelijk. Dus waarom moet dat op jouw werkvloertje wel?
Zo, zeven tips lijkt me wel even genoeg. Ik kan er een boek over schrijven. Misschien doe ik dat nog weleens.
Terwijl ik dit verhaaltje schrijf zit ik in het donker op het strand, ik hoor alleen het ruisen van de zee. Van de zee hoef ik niet sneller. De zee oordeelt niet. Van de zee hoef ik niks te veranderen. Heerlijk toch?